Veel boeren en tuinders hebben het zwaar, maar lang niet altijd praten zij over hun geestelijke nood. De hulplijn TABOER biedt aan mensen uit de land- en tuinbouw een luisterend oor. “De onduidelijkheid over de toekomst, dat vreet enorm aan ze.”
Het is een treurige statistiek: elke twaalf dagen maakt een boer een eind aan z’n leven. “Wat ik het allerergste vind, is dat hun omgeving zo vaak zegt: ’We zagen het totaal niet aankomen’. Dat dit leed zo lang onzichtbaar blijft.”
Esther Reinders is woordvoerder van de hulplijn TABOER, die in maart opende en die aan boeren, tuinders, hun naasten en zogeheten ’erfbetreders’ een luisterend oor biedt. Zo’n dertig gesprekken inmiddels voerden medewerkers van TABOER, een initiatief van LTO Noord en Stichting Zorg om Boer en Tuinder. Reinders: “Het is het topje van de ijsberg. Boeren zijn geen praters, ze doppen graag hun eigen boontjes. Maar het is zo belangrijk om naar elkaar om te zien en wél met iemand te praten. Vooral de zelfdodingen hebben een gigantische impact op de sector.”
“De stikstofcrisis, de dreiging van onteigening, een gebrek aan opvolgers: veel boeren en tuinders leven in angst en in langdurige onzekerheid,” zegt veeboer Fije Visscher, bestuurder bij LTO Noord en betrokken bij TABOER. “Die telkens wisselende wet- en regelgeving, waardoor boeren niet weten waar ze aan toe zijn, is funest. De toekomst is onduidelijk, er is geen perspectief, dat vreet aan mensen. Stel, je zit al sinds vijf generaties op een levensvatbaar bedrijf, je legt je hele ziel en zaligheid erin en nu word je afgeschilderd als de grootste vervuiler ter wereld en de bank wil je ook nog eens geen geld meer lenen omdat je dichtbij een Natura-2000 gebied zit. Je wilt niet weten wat dit met die gezinnen doet. Die mensen zitten vaak helemaal klem.”
”De toekomst is onduidelijk, er is geen perspectief, dat vreet aan mensen”
Veeboer Fije Visser, bestuurder bij LTO Noord
Bij TABOER worden ’erfbetreders’ – dierenartsen, voerleveranciers, accountants, bedrijfsadviseurs – getraind om signalen op te vangen, die erop wijzen dat het met een boer of tuinder niet goed gaat. Karen Keukelaar van 113 Zelfmoordpreventie is één van de trainers: “Dat aantal zelfdodingen, elke twaalf dagen een boer die uit het leven stapt: ik vind het ongelooflijk veel. Wij leren erfbetreders om die vraag – ’Hoe gaat het écht met je?’ – te stellen als zij iets ongewoons opmerken. Daardoor krijgt de ander de ruimte om te praten en wordt de eenzaamheid doorbroken. Vergeet niet: veel boeren leven een geïsoleerd bestaan, ze zijn lange dagen alleen aan het werk op hun land. Terwijl er in hun levens zoveel speelt: de werkdruk, de onzekerheid over de toekomst, de gevolgen van ziektes zoals destijds in de fipronilcrisis , hun opvolging en dan moeten ze ook nog opboksen tegen het huidige, negatieve sentiment onder een deel van de burgers jegens de boeren.”
Over de perceptie van de boeren in Nederland sinds de Middeleeuwen schreef antropoloog Lizzy van Leeuwen in 2014 het boek De hanenbalken: Over boeren en zelfmoord. Wat haar opviel: in tijden van economische voorspoed worden de boeren in volksverhalen, gedichten, liedjes, toneelstukken en in de beeldende kunst vaak geridiculiseerd en beschimpt. “Het woord ‘boers’ heeft niet voor niks de connotatie ‘dom en grof’- denk aan Bredero’s populaire De klucht van de koe”, zegt Van Leeuwen. “Maar als het economisch minder gaat, worden de boeren op een voetstuk geplaatst; dan vervullen ze een soort van God gegeven opdracht, doordat ze voor weinig geld het land bewerken en het volk van voedsel voorzien. Er is al eeuwenlang sprake van die cycli”. Boeren stonden en staan in zekere zin buiten de samenleving, merkt de antropologe op. “Ze staan in tussen de burgers en de natuur. En de samenleving vreesde hen: als de boeren ermee zouden stoppen, was er geen eten en zou er hongersnood volgen. Dat was een enorm bedreigende gedachte.”
‘Als het economisch minder gaat, worden de boeren op een voetstuk geplaatst; dan vervullen ze een soort van God gegeven opdracht, doordat ze voor weinig geld het land bewerken en het volk van voedsel voorzien.’
Antropoloog Lizzy van Leeuwen
Die negatieve stereotypering zien we nog altijd terug, zegt Van Leeuwen, ook in de huidige beeldvorming. ,,In de beschuldigingen van milieuvervuiling, dierenbeulerij, overproductie, subsidieverslaving, het knoeien met voedsel, de overmatige stikstofuitstoot. Er wordt tegen de boeren tekeer gegaan, alsof ze totaal losstaan van de rest van de samenleving. De manier waarop zij verdacht worden gemaakt, vind ik verschrikkelijk. Maar dit patroon bestaat dus al eeuwenlang.”
Van Leeuwen sprak met nabestaanden van boeren die uit het leven stapten. “Het was enorm moeilijk om hen aan het praten te krijgen. Dat kostte mij wel anderhalf jaar aan voorbereiding. Het probleem werd gewoon ontkend: ’Ach, dat zijn allemaal praatjes’. Zelfdoding is in die gemeenschappen zo’n taboe-onderwerp, zelfs binnen de getroffen families. Vaak was ik de eerste en de enige met wie zij praatten.”
Marie-José van de Ven uit Oirschot is melkveehouder en psycholoog. Zij kent van dichtbij het boerenleven en persoonlijk leed waarmee agrariërs kunnen worstelen. “Bij ons zijn de laatste koeien vorige week weggegaan. Niet omdat we worden gedwongen, we stoppen uit eigen keus: er is geen opvolger. En toch doet het pijn.”
Het feit dat boeren in het algemeen niet met hun zorgen te koop lopen, dat ga je niet zo één-twee-drie veranderen, zegt Van de Ven. “Maar elke vorm van aandacht voor dit probleem is zo belangrijk. Een boer komt niet om 5 uur thuis en laat de zorgen achter zich. Hij leeft op zijn bedrijf, je bent 24 uur per dag boer.”
Wat moet er, volgens haar, gebeuren om tobbende boeren perspectief te bieden? “Veel ouderen die geen opvolging hebben gaan sowieso stoppen. Voor jonge boeren moet er een langetermijnvisie komen en daarmee rust. Een agrarisch bedrijf is als een tanker: je kunt de kapitein niet voortdurend vragen om weer van koers te veranderen.”